Het leed achter de V-wapens
Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog, in 1939, begon nazi-Duitsland met de ontwikkeling van een nieuw wapen. Tijdens de ontwikkelingsfase hiervan stond het project binnen Duitsland bekend onder de codenaam Kirschkern, kersenpit. Het wapen in kwestie, de V.1 vliegende bom met een springkop van 830 kilo amatol, zou vanaf 13 juni 1944 in Europa worden ingezet. Het zou met name in Londen en Antwerpen voor veel doden en gewonden zorgen. Het leed van deze zogenoemde Vergeltungswaffen zat echter niet alleen in de verwoestende uitwerking hiervan. Ook aan de productie van de wapens, zat veel leed verborgen.
Het leed in Mittelbau-Dora
Vanaf augustus 1943 werd concentratiekamp Mittelbau-Dora nabij Nordhausen in gebruik genomen. In eerste instantie was het een buitenkamp van kamp Buchenwald, maar vanaf de zomer van 1944 werd Mittelbau-Dora een op zich zelf staand kamp. In ondergrondse fabrieken van het kamp werden V-wapens (zowel V.1 vliegende bommen als de later geproduceerde V.2 raketten) geproduceerd door gevangenen. Tot 1943 gebeurde dit op Heeresanstalt Peenemünde, maar nadat dit “onderzoekscentrum” door Britse bombardementen ernstig beschadigd raakte was een nieuwe productielocatie nodig. De situatie in het kamp Mittelbau-Dora was dramatisch: er moesten werkdagen van veertien uur worden gemaakt, er was vrijwel geen toegang tot hygiënische voorzieningen en bedden, en de gevangen kregen te weinig eten. Eén op de drie gevangenen, in totaal rond de 20.000 mensen, die in Mittelbau-Dora terecht kwamen overleefden dit niet. Velen stierven van de honger en de erbarmelijke omstandigheden, maar het werk zelf was ook zeer gevaarlijk. Voor het produceren van de V-wapens werden chemicaliën gebruikt, waar de gevangenen continu aan bloot werden gesteld.
Sabotage van V-wapens
In het kamp zaten zo’n 2600 Belgische gevangenen, waarvan 1200 tot 1400 dit niet overleefden. Een van de gevangene die het kamp wel overleefde was Pierre-Joseph Dennis. Hij arriveerde op 3 september 1943 in het kamp, en in december 1943 werd hij kapo, een gevangene die toezicht hield over andere gevangenen. Nadat hij in 1944 magazijnier werd kon hij met Poolse collega’s honderden V.2’s saboteren. Het saboteren van V-wapens was levensgevaarlijk, wie betrapt werd kon rekenen op executie. Het resultaat van sabotage verschilde per geval. Soms resulteerde het erin dat het V-wapen niet lanceerde, of direct na lanceren neerstortte en voor grote schade de afvuurlocatie zorgde. Soms lanceerde het wapen wel, maar crashte het op een andere locatie dan de oorspronkelijke bedoeling was. Pierre-Joseph Dennis werd op een bepaald moment overgeplaatst naar de ziekenboeg van het kamp, waar hij als chemicus in het laboratorium werkte, en door ging met zijn sabotageacties. In april 1945 werd hij bevrijd in Dora.
Bevrijding
Toen Amerikananse eenheden in april 1945 bij het kamp aankwamen was het grootste deel van de gevangenen al geëvacueerd. De meeste gevangenen werden met dodenmarsen of per overvolle trein richting kampen als Bergen-Belsen overgebracht, waar ze nog weken op de bevrijding moesten wachten. Wel werden nog Italiaanse krijgsgevangenen en ernstig zieken aangetroffen, waarvan velen snel stierven. Oorlogsverslaggevers kwamen ter plaatse in het kamp, en filmden deze heftige gebeurtenissen. De beelden van het net bevrijdde Mittelbau-Dora en de stervende gevangenen gingen de wereld over en werden een van de sterkste getuigenissen tegen de misdaden van de Nazi’s.
Door Lisette van Wingerden