Luchttorpedo’s en de Bristol Beaufort
Flight Lieutenant ‘Fanny’ Francis bestuurde een van de Bristol Beaufort bommenwerpers van 22 Squadron. Hij voerde op 15 september 1940 de eerste zogenaamde ‘Rover’-patrouille uit van de RAF: een patrouillevlucht waarbij de vliegtuigbemanning zelf kon bepalen welke doelwitten ze aanviel. Tijdens een Rover vlogen de bommenwerpers langs scheepvaartroutes en waren ze geladen met bommen of torpedo’s.
Tijdens de eerste Rover zag Francis een vrachtschip liggen in de haven van IJmuiden. Om 19.55 uur wierp hij een torpedo af, die het schip aan stuurboord raakte. Een geweldige explosie volgde. Francis’ Beaufort werd meteen opgepikt door de zoeklichten bij de haven. Om ze af te schudden, vuurde hij met de boordwapens van de Beaufort omlaag langs de lichtstraal. Het werkte: het zoeklicht werd gedoofd en Francis kon ontsnappen aan de luchtafweer.
Vliegtuigen met torpedo’s
Al tijdens de Eerste Wereldoorlog werden zogenaamde luchttorpedo’s gebruikt, maar tijdens de Tweede Wereldoorlog nam hun gebruik nog toe. Ze waren lichter en kleiner dan reguliere torpedo’s die vanuit een onderzeeër afgevuurd werden. Afgeworpen vanuit een vliegtuig kwamen de torpedo’s soms te diep in het water te liggen. Om dit te voorkomen moest een vliegtuig een rechte – horizontale – aanvliegroute nemen en het projectiel op een maximale hoogte van 30 meter boven het water loslaten op een afstand van niet minder dan 500 meter van het doelwit.
De torpedo had een snelheid van 70 kilometer per uur en werd aangedreven door een motor op basis van samengeperste lucht. Er waren verschillende ontstekers mogelijk, maar de contactontsteker was de populairste. Hierbij ontplofte het projectiel bij contact met het doelwit. Ook werd er vaak een vertragingsmechanisme ingebouwd om vroegtijdige ontploffingen tegen te gaan, zoals bij de klap op het water. Pas na een afstand van 500 meter door het water te hebben afgelegd, stond de torpedo dan op scherp.
Omdat een torpedo kon worden afgeworpen van een halve kilometer afstand van het doelwit was het mogelijk om na de afworp een scherpe bocht te maken. Hierdoor hoefde het vliegtuig niet over het doelwit, zoals een schip, te vliegen. Dit zorgde er wel voor dat een groter oppervlakte van het vliegtuig zichtbaar was en het toestel dus makkelijk te raken was door afweergeschut. Om deze reden vlogen de meeste piloten hun vliegtuig over de vijandige schepen heen, onder masthoogte en op volle snelheid. Ze wisten dat ze weinig kans op overleven hadden als ze geraakt werden en wilden zich zo snel mogelijk uit de voeten maken. Op deze hoogte was er namelijk niet meer genoeg tijd om een parachute te openen.
Bristol Beaufort
De Bristol Beaufort werd meestal ingezet als reguliere bommenwerper door de Britse luchtmacht, maar deed ook dienst als torpedobommenwerper, zoals het toestel dat piloot Francis bestuurde. De Beaufort torpedobommenwerper was uitgerust met de 18 inch Mk XII luchttorpedo. Gemiddeld werd het projectiel op een hoogte van 21 meter afgeworpen, op zo’n 600 meter van het doelwit. Het woog 700 kg, waarvan 175 kg TNT.
De eerste van deze luchttorpedo’s werd afgeworpen op 11 september 1940. Vijf RAF-vliegtuigen van 22 Squadron vielen met hun torpedo’s voor de kust van het Belgische Oostende een konvooi commerciële schepen aan. Vier dagen later volgde – uitgevoerd door Flight Lieutenant Francis van hetzelfde squadron – de eerste Rover-patrouille en de aanval op het vrachtschip in IJmuiden.
Neem gerust contact met ons op als u geïnteresseerd bent in onze werkzaamheden.
Afbeeldingen: Wikipedia. Tekst: Kimberley Eeftink MA, Bombs Away B.V.